BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 72 Zie over den Meyster van den Hove mijn artikel in het Jaar boek 1924 blz. 109 en vlg. 2) Gemeente-archief O.a, 34. Notulen van de Wet 9 Januari 1770. ambachte behoren, alse scepen te setten, kercmeysters, heylich geestmeesters, boden ende andere diensten’’. In deze acte worden de functiën van Heilige Geest en Kerkmeesteren als reeds bestaande vóórondersteld. De benoeming van deze functionarissen, die altijd be rust heeft bij den baljuw (en het gerecht), zal, gelijk ook de woordne van de commissie van Ghijskiin van Ammers doen vermoeden, bij den Rentmeester van Noordholland hebben berust in den tijd, toen deze functionaris als Meyster van den Hove het baljuwschap in die Haghe vervulde. 1 In de 14e, 15e en 16e eeuw was er geen gesplitste armenzorg; dus niet een kerkelijke en een burgerlijke armenzorg. Maar alle armenzorg was één en zij gold alle armen. Dit is zoo gebleven in de 17e en een groot ge deelte van de 18e eeuw, tot 1770. In dat jaar sloot op 9 Januari2) de Magistraat van Den Haag een contract met de diaconie der Nederduitsch-Gereformeerde Kerk, waarbij de laatste zich verbond de zorg op zich te nemen voor de z.g. diaconie-armen, waaronder verstaan werden de armen, die lidmaat waren van de Nederduitsch- Gereformeerde Kerk, terwijl de zorg voor de z.g. buiten armen, waaronder verstaan werden alle armen, die geen lidmaat waren van de genoemde Kerk, ten laste zouden komen van burgemeesteren van ’s-Gravenhage. Uit den Heiligen Geest is dus het Burgerlijk Armbe stuur en het Diaconie-Armbestuur in 1770 ontstaan. (Voor verdere bespreking van den Heiligen Geest zie men het artikel over het Heilig Kruisgilde).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 80