LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
73
wel
en vlg. waar uitvoerig
Armoede in de 14e, 15e en 16e eeuw.
Nu we in het kort gesproken hebben over de armen
zorg uitgaande van de parochie, willen we, voor we over
andere liefdadige instellingen spreken, eerst enkele ge
gevens mededeelen over de armoede in de eeuwen, waar
over onze studie loopt. En die gegevens geven ons
het beeld van een onbeschrijfelijke ellende, waaraan
breede lagen van de bevolking onderhevig waren.
De oorzaken van deze armoede waren velerlei. Aller
eerst waren daar alle belastingen in den vorm van beden,
botting, schot, hofdiensten etc. die de bewoners moesten
opbrengen.1) Daarbij kwam, dat vele inwoners, om aan
de drukkende belastingen te ontkomen, in een stad poor
ter werden of hun bezittingen aan kloosters verkochten.
Want de eigendommen van poorters en kloosters waren
schotvrij. Maar dit bracht met zich mede, dat de andere
bewoners des te meer moesten opbrengen, wat vaak tot
volkomen pauperisme van de bezitters leidde en tot
groote schade van den graaf, die dan ook reeds in 1340
daartegen zijn maatregelen uit weloverwogen eigenbe
lang neemt, bepalende, dat „van deser tyt voerwaert
ewelike duerende vast ende gestade blive, dat al dat land,
dat leghet int Westambacht van der Haghe ende nu ter
tyd scotbaer es of namaels scotbaer wordt, dat dat ver
bonden ende sculdich zal wesen onze scot, onze bede
ende onze herevaert binnen dien ambacht te gheven,
also groet als van oust toecomen is, oec wie namaels an
dien erve gheraect, es hi welgheboren, sient cloesteren,
papen jof poerteren jof in wat manieren dat siet anghe-
raeken est, in besterfte, in cope, in ghifte, in huwelicke,
jof dat si porteren worden, jof in wat manieren, dat zize
derfden”.
J) Zie mijn studie Jaarboek 1924 blz. 99
over deze verplichtingen gehandeld is.