BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 74 en vlg. Zie mijn studie Jaarboek 1924 blz. 129. 2) Gemeente-archief Francyne Register fol. 18 Een tweede oorzaak was de knevelarij, waaraan bal- juwen zich schuldig maakten, die vaak zoo groot was, dat ook hiertegen de graaf de inwoners moest bescher men uit welbegrepen eigenbelang. Alle „doitslagen ende leemten” waren eigenlijk afkoop- baar, als ze ten minste de rechten van den graaf niet be nadeelden. En van de boeten, die de baljuwen hiervoor konden opleggen, kwam een groot deel in hun eigen zak terecht, Hoemeer „doitslagen ende leemten” er plaats grepen, hoe voordeeliger het baljuwschap was, vooral als er, zooals oorspronkelijk, nog geen grens bepaald was, waarboven de baljuw bij het opleggen van boeten niet mocht gaan. En zoo moet in 1377 de graaf wel een „maaggeld” bepalen voor „doitslag ende leemte” „want wij aengezien hebben meenige groote swaernisse, die onze goide luede gemeenlic gehad hebben tot deser dage toe van doitslagen en leemten, die in onsen landen gesciet sijn en gesocht worden bij onsen baljuwen, die soe groet en swaer vallen, dat veele onser luden dair bij ontgoet worden en in steden dairom vaeren, daer wij onsen dienst bi verliesen en groeten schaede lijden".1) Een derde reden zijn de tallooze oorlogen, die als een tweesnijdend zwaard werkten voor zeer velen; niet alleen dat hun landen verwoest werden, maar zij moesten ook nog, naast de ordinaris, de extraordinaris beden opbren gen voor den graaf. Zoo geeft dan de noodkreet van de Haagsche Ma gistraat in 1483 aan den graaf wel een treffend beeld van den toestand. 2) De Magistraat klaagt dat ze geen kans ziet de bede op te brengen, omdat de oorlogen die de graaf gevoerd heeft, het volk volkomen hebben uitgeput

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 82