BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 90 vlg. Idem fol. 63. 2) Gemeente-archief O.a. 1358 fol. 94 en het pesthuis wordt aangeduid, had de Magistraat in 15161) gekocht, zoodat we gevoegelijk mogen aannemen, dat het Haagsche gasthuis in 1516 is gesticht. In het begin der 17e eeuw wordt dit pesthuis tevens dolhuis. Dat de steden en het platteland in de Middeleeuwen herhaaldelijk door de pest op vreeselijke wijze werden geteisterd en bijna ontvolkt, is bekend. Uit den aard der zaak namen de plaatselijke regeerin- gen allerlei maatregelen, die ze vastlegden in keuren, om de uitbreiding der ziekten tegen te gaan. Ook Den Haag is herhaaldelijk door deze vreeselijke ziekte bezocht geworden. Hoe kon het trouwens ook anders, gezien de treurige toestanden op hygiënisch ge bied, die we in het vervolg nader zullen schetsen en de groote onkunde betreffende de oorzaken dezer ziekte. De Magistraat trachtte uitbreiding van die ziekte tegen te gaan, door, dreigende met zware straffen, den burgers voorzichtigheid en verantwoordelijkheidsgevoel bij te brengen. Het feit, dat de boeten in den loop der jaren ver dubbeld werden en de „arbitrale correctie” zwaarder, doen twijfelen aan de goede opvolging, maar nog meer aan de doeltreffendheid der maatregelen. Hier spreekt bovenal het gevoel van machteloosheid van de Magistraat, dat zij ten slotte met al haar bepalingen toch niets tegen deze verschrikkelijke ziekte kan uitrichten. Een keur van 7 October 1537 2), waarin allerlei oudere bepalingen en gewoonten bij de bestrijding van de pest zijn opgenomen, bepaalt „in den eersten dat men van nu voertaen vuyt- hangen zal openbaerlick van den huysse aldaer yemandt bewaert zal wordden, sterve ofte sieck binnen den huysse bleve van der heete siecte een gluye stroes bos stroo)

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 98