DOOR
CHR. PLOMP.
HET LEERLINGWEZEN IN DEN HAAG
VAN DE 15DE TOT DE 18DE EEUW
Hoofdstuk I: De 15de eeuw.
Bij een beschouwing van het Haagsche leerlingwezen
moet als eerste belangrijke feit in het oog gehouden wor
den, dat Den Haag een relatief jonge stad is, zoodat de
gilden, die zoo belangrijke, bedrijfsregelende instituten,
hier pas opkwamen, toen elders hun bloeitijd reeds voor
bij was.
Zij hebben hier dan ook eigenlijk altijd het stempel van
onbelangrijkheid gedragen, droegen in de 15de eeuw, den
tijd waarin zij opkomen, ook een overwegend godsdienstig
karakter. Bedrijfsregelingen komen in de gildebrieven
slechts weinig voor; hetgeen echter niet wil zeggen, dat
zich hieromtrent geen min of meer vaststaande gewoon
ten hadden gevormd, zij waren evenwel niet vastgelegd
in den gildebrief, misten dan ook de sanctie van de
overheid.
Een zeer belangrijke uitzondering op het bovenstaande
maakte de lakenindustrie, die als belangrijke exportnijver-
heid een bijzondere positie innam. Zij was op kapitalisti
sche leest geschoeid; de drapenier, de ondernemer dus,