SCHUTTERIJ EN MAGISTRAAT IN 1672
76
„concerneren; welcke voorsz. propositie bij den meer-
„gemelten advocaet sijnde aengenomen, is hij met sijn
„bij wesende geselschap ter kamere uytvertrocken."
Het gebeurde is voor een episode stadsregeering uit
de 17e eeuw curieus genoeg. Maar nog curieuser is, dat,
nadat de burgemeesters den gevaarlijken Verhoeff met
hun „geselschap” weer met een belofte
deze schuttereischen
twee dagen later be-
verponding voor het
1) De geschiedenis bij J. Smit: Feuill. Nieuwe Courant, Juli 1923.
2) Trouwens deze zelfbewondering dateerde reeds van ouds. Men
denke slechts aan de beginregels van een afscheidsgedicht door de
Schutters in 1654 „op-geöffert” aan hun luitenant B. van Duynen
(A. van der Croos was de „dichter"):
zijn advocaat en
de deur uit gekregen hadden, van
nooit meer iets is gehoord dan een
handeld verzoek om vrijdom van
Doelengebouw, waarop geen verdergaande beslissing
genomen werd, dan dat men zou overwegen of de achter
stand kon worden vrijgescholden,
In deze richting bereikten de schutters dus weinig;
iets meer succes hadden zij, en daarbij ging het dan
ook over een zaak, waarin zij zeker gemoeid konden
worden, in hun voorstellen van 5 Januari 1673 om
krachtiger maatregelen te nemen tot versterking van
Den Haag. Men bedenke dat nog steeds de vijand in de
buurt van Woerden lag. De schutters gingen bij die
voorstellen ook zoover, dat zij aanboden zelf tot ver
sterking van het leger uit te trekken. Inderdaad is van
dit aanbod gebruik gemaakt. Er zijn 450 man over Lei
den naar Oudewater getrokken in Februari. De historie
ervan is elders verhaald en heeft weinig belangrijks.
Het ligt echter in den geest der schutterij om haar „hel
dendaden” te vieren. 2) Wij vinden het verslag in een
kreupeldicht van eenige honderden regels door den
Tamboer van het groene Vendel, Andries van Campen