SCHUTTERIJ EN MAGISTRAAT IN 1672 79 J) Prot. van Notaris P. van Rooy, nr. 579. Not. Arch. Den Haag. werd met het ambt van Baljuw, dat reeds sedert de middeneeuwen meestal door een edelman bekleed was. Rudolf van Paffenrode, die voor van Banchem moest wijken, plaatste ook, evenals zijn voorganger de Veer, den Jonkerstitel vóór zijn naam. Van Banchem had zijn verkiezing allereerst daaraan te danken, dat hij tot de erkende prinsmannen behoorde; dat hij deel had aan de plannen tegen de Witt is wel waarschijnlijk; wij vonden hem reeds in het huis van Beuckelaer op de Plaats, toen Burgemeester Maes daar met Verhoeff onderhandelde. Maar hij was niet een gewoon burger. Reeds in het eind der 16de eeuw is een Johan van Banchem president van den Hoogen Raad, wonend in een groot huis aan de Zuidzijde van het Voorhout. Aan de Oostzijde van het Voorhout woonde een andere van Banchem, zijn broe der, de grootvader van den Baljuw. In de familie waren velen met rechterlijke functies be kleed, hoogere en lagere; zij was met andere families uit den beambtenadel (Backer, Persijn, Sixti) verwant; de Baljuw huwde met Anna Deijm, uit het reeds in de mid deneeuwen in de Haagsche regeering voorkomende ge slacht: twee broeders van Anna, Jacob en Maerten waren advocaten en zeer vermogend. Dat Van Banchem baljuw werd, was dus niet heel vreemd. Maar het was niet een gelukkige keus. Ik be hoef slechts uit de notarieele protocollen één acte van 13 December 1663 1)(dus uit van Banchems eerste bur- gemeestersjaar) aan te halen om dat duidelijk te maken: een schippersvrouw verklaart daarin, dat haar schoon zuster Lijsbeth deVries, weduwe van den Marktschipper op den Bosch, Weijneckom, haar had medegedeeld, dat

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 105