SCHUTTERIJ EN MAGISTRAAT IN 1672
80
zij burgemeester Joh. van Banchem 1500 a 1600 gld.
heeft moeten betalen om het marktveer te behouden; zij
had daarbij toegevoegd: „maer gij moet het niet zeggen
of het sonde haperen’’.
Het geval staat in de bestuurswereld onzer voor
ouders niet op zichzelf, maar van Banchem schijnt deze
praktijk wel wat héél weinig kieskeurig te hebben uit
geoefend. Het is mogelijk, dat zijn medebestuurders er
van op de hoogte waren in 1672. In elk geval zouden zij
er spoedig méér van bemerken. In 1674 waren de chan
tage- en afzetters-methoden, die van Banchem erop na
hield reeds zoo algemeen bekend, dat men zijn verwijde
ring wenschelijk achtte. Het is een zwakheid van Wil
lem III geweest, die hem op verzoek van Gecommiteerde
Raden onderhanden genomen moet hebben, om hem ook
toen toch nog te handhaven, i) In 1676 was hij echter
volkomen onmogelijk en gelastte men zijn gevangen
neming. Zijn ter dood veroordeeling is uitgesproken,
maar hij is vóór de executie in de gevangenis gestorven.
Men kan het verhaal elders2) lezen. Ik herinner er
slechts aan om duidelijk te maken, dat van de bestuurs-
hervorming, welke in 1672 mogelijk was geweest, en
waarvoor de Stadhouder inderdaad den weg had ge
ëffend, ook daarom niets is gekomen, omdat de man, die
de zaak had moeten leiden, en die hiertoe ook de macht
had, de nieuwe Baljuw, ten eenenmale voor die taak
ongeschikt was. Zijn onbewimpeld jagen naar persoon
lijk voordeel uit zijn functie belette het oefenen van
eenigen invloed.
Zoo eindigde tenslotte de luidruchtig begonnen demo
cratische beweging der schutters vrijwel geruischloos.
1) Fruyn. Verspr. Geschriften IV, blz. 375.
2) Van den Bergh, de Baljuwen in: Het Ned. Rijksarchief I,
blz. 379.