het genoot- over de K. S. G. V. den het on- 8 hulp- KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772—1818 83 Bilderdijks talenten geformuleerd hebben. Zij hebben eveneens oog gehad voor het bijzondere in den 16-jari- gen Staring en anderzijds prulgedichten bij tientallen tegelijk afgekeurd. Zoo leveren de notulen een niet geretoucheerd beeld van het genootschapsleven. De verhaalde gebeurtenis sen op zichzelf zijn meerendeels niet gewichtig; van de honderden genoemde gedichten en de tientallen poëten, wien de onsterfelijkheid wordt voorzegd, bewaart de literatuurgeschiedenis in slechts spaarzame gevallen de herinnering; vele passages doen den lezer glimlachen om de kwalijk verholen tegenstelling tusschen schijn en wezen, om de angstvallig gecultiveerde deftigheid. En toch, welk een intense belangstelling voor de letteren openbaart zich hier, welk een bereidwilligheid om zich moeite en opofferingen te getroosten in dienst van de poëzie. Door de notulen kennen wij de houding van secretaris, die in het malaise-jaar 1801 aanbood om bijna failliete genootschap gratis te blijven dienen, danks zijn 14 jaren karig betaalden arbeid en behoevende kinderen. Niet de gedrukte bundels maar de archiefstukken maken het ons mogelijk om de 18e-eeuwsche genoot schappen te waardeeren als in hun tijd passende, leven de organismen, die deels door de mislukking van hun streven, deels door hun opbouwende, stille werk een beter inzicht in het wezen der literaire kunst hebben voorbereid. De volgende bijdrage tot de kennis van schapsleven in de 18e eeuw handelt eerst over de orga nisatie, daarna over de werkzaamheden van Als grens van de uitvoerige bespreking heb ik mij ge steld het jaar 1804, toen het genootschap de crisis te

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 110