HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP
84
boven was gekomen en in gewijzigde omstandigheden
nieuwen bloei tegemoet ging. Terloops kan ik dan enkele
personalia van mannen als Bellamy, Bilderdijk, Feith en
Staring vermelden, die allen in betrekking hebben ge
staan tot K. S. G. V.
Volledigheidshalve bevat dit opstel nog een beknopt
overzicht van Kunstliefde’s lotgevallen gedurende de
periode 1804.1818; in dit laatste jaar hield het op zelf
standig te bestaan doordat het zich aansloot bij de Holl.
Maatschappij van Fraaye Kunsten en Wetenschappen.
I ORGANISATIE
Oprichting. Op 4 Jan. 1772 kwamen de oprichters van
K. S. G. V. in eerste vergadering bijeen; het waren Ds.
Johannes van Spaan, Carolus Vlieg, Hermannus Wiel-
heesen, Gerrit Beyer en Johan van Hoogstraten.
Van het begin af aan had de eerstgenoemde, die door
zijn eigenschappen als predikant-dichter een man van
gezag was, de leiding. Tot aan het einde van 1787 bleef
Ds. van Spaan de machtige woordvoerder en kunst
rechter in K. S. G. V. Een dergelijke leidende positie
verkreeg sedert 1781 Mr. Thomas van Limburg en om
streeks 1788 gedurende enkele jaren de Haagsche pre
dikant D. A. Reguleth. Overigens kan men niet zeggen,
dat één der bestuursleden zijn stempel op het genoot
schap gezet heeft.
De eerste vergaderingen werden grootendeels gewijd
aan het samenstellen van een huishoudelijk reglement,
de „wetten” 1). Op den duur bleken nog enkele ver-
x) Nadere bijzonderheden over het eerste vereenigingsjaar vindt
men in het voorbericht van het eerste deel der „Proeven van Poë
tische Mengelstoffen” etc. (1773). De officieele inwijding van
K.S.G.V. had op 15 Oct. 1772 plaats in het Mauritshuis.