„KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772-1818 85 zijn luister meende aan officieel contact Beschermheeren. Een deel van K. S. G. V. te kunnen ontleenen van de leden. De leden werden verdeeld in men hierbij noemen de adspi- een uitweiding volgen. Indeeling vijf groepen: 1. buitengewone honoraire leden of beschermheeren (Maecenaten) 2. gewone leden of bestuurders 3. buitengewone leden of werkende leden 4. buitengewone leden van verdienste 5. honoraire leden. Als zesde categorie kan rant-leden of aankweekelingen. Over elk dezer groepen moge anderingen en aanvullingen noodig, terwijl de notulen ook regelingen vermelden, die niet in de 30 artikelen van de wetten zijn opgenomen. Deze gegevens verschaf fen ons een volledig beeld van de inwendige organisatie, zooals dat van weinige andere genootschappen kan ge vormd worden. Aanvankelijk was het de bedoeling, dat de kring zou bestaan uit 8 gewone en 12 buitengewone leden. Dezen moesten de volgende kwaliteiten vertoonen: gansch on besproken gedrag en heusche bescheidenheid, kundig heid in de Nederlandsche tale en ervarenheid in de vaderlandsche dichtkunde. De volgorde is kenmerkend voor den geest, waarin men de poëzie zou beoefenen en beoordeelen: eerst de deugd, daarna de kunst. Spoedig liet men de beperkt heid van het ledental varen en bepaalde tijdelijk het maximum op 125; dit was geen grootdoenerij, want na een jaar telde het genootschap reeds 116 leden en tot 1788 toe is het aantal omstreeks 150 geweest.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 112