i) 300. „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772—1818 87 het in 1804 weer eenigszins tot bloei kwam. Door deze invloedrijke connexies kreeg K. S. G. V. verlof om in het Mauritshuis te vergaderen (1773—1795) en voor de feestelijke algemeene vergadering één der groote zalen te gebruiken. Het gemeentebestuur steunde soms door subsidie T) en leening; zelfs kregen de bestuurders eens verlof om naar de vergadering op de buitenplaats van een hunner te reizen met het Haagsche jacht. per jaar van 1774-1787. Toespraken van Ds. van Spaan. De dankbaarheid voor alle genoten weldaden werd vertolkt op de alge meene vergadering, hetzij door een herdenkingsrede, hetzij bij de verwelkoming van een nieuwen maecenas. Zoo werd de overleden Dedel door Ds. van Spaan her dacht als het „puiksieraad van uw juichend heiligdom, de schitterende hoofdbag aan uw eerkroon”. En op de algemeene vergadering van 28 Aug. 1781, waar dezelfde voorzitter twee heengegane beschermheeren moest her denken en twee plaatsvervangers verwelkomen, begon hij met de vraag te stellen, waarom men meer diepe zuch ten dan uitbundig schaterend feestgejuich bespeurd had. Overbodige vraag eigenlijk; immers: „twee hoofdjuwee- len zijn uwer kroone ontvallen, twee flonkerstarren der eerste grootte naar een hooger trans verhemeld. Land, staat, hoogeschool, gerechtigheid en kerk mengen hunne zilte tranen met de onze en wijden hun derzelver harten tot een onverganglijk praalgraf”. Maar gelukkig wordt de smart gelenigd door de nieuwe beschermheeren, die ons met zachte hand „de zilte tranen van de wangen gewischt hebben”. „Een der eerste Redderen van Hol land (sc. Jhr. van der Does van Noordwijk) werd onze

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 114