k
HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP
88
de mogelijkheid
hoogste tonen,
Strijen, uwe
van de lofrede van
voor
gemeenzame vriend!” Bij den ander (nl. Mr, Quirijn
van Strijen) „straalt” van zwaard- en spillezijde het
aloude Hollandsche bloed door de aderen. Zoodan „onze
getroffen gemoederen zijn de brandende outers, waarvan
wij u den geurigen wijrook onzer hulde toezwaaien
Juicht, Nederlandsche Dichtgenooten, over uwen heil
stand op de uitgezochtste en hoogste tonen, nu ook van
Strijen, de kunstverloofde van Strijen, uwe trippelende
reien aanvoert!”
Dit staaltje van de lofrede van Ds. van Spaan, dat
kenschetsend is voor zijn voortdurenden betoogtrant,
moge voldoende zijn om te bewijzen, dat K. S. G. V.
wist om te gaan met de patriciërs, die wel eenige onder
scheiding gewoon waren. Zij verlangden dan ook het
volle pond: Jhr. van der Does, de gemeenzame vriend,
stuurde zijn medaille terug, omdat de inscriptie niet
„Heer van Noordwijk” vermeldde; Bilderdijk zou ge
raadpleegd worden over de mogelijkheid om dit verzuim
weer goed te maken.
Wanneer de heeren ter vergadering verwacht werden,
stond een commissie van ontvangst klaar om hen met
een „vriendelijke conversatie” bezig te houden en later
deden enkele bestuurders hun plechtig uitgeleide tot
aan hun koetsen.
In 1783 rees er tusschen de maecenaten verschil over
de rangorde. De bestuurders wilden geen hunner voor
het hoofd stooten en stelden vast, dat de anciënniteit
den rang bepaalde.
Aan het begin der 19e eeuw heeft K. S. G.V. in Baron
J. Meerman een maecenas bezeten, die vaak als werkend
lid het programma aanvulde, o.a. door vertalingen uit
het Zweedsch voor te lezen. Koning Willem I werd in
1814 onder groot enthousiasme uitgeroepen tot „Opper-
beschermheer”.