„KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772—1818 93
Namen van Bestuurders. Ds. J. van Spaan (tot 1787) i),
Carolus Vlieg (f 1794), Herm. Wielheesen (f 1781),
x) Dit uittreden zal wel verband houden met zijn veranderde
politieke overtuiging. K.S.G.V. was oranje-gezind; Ds. v. Spaan
had na een politieke tijdrede over Ps. 93 1 „de Heere regeert” het
gebed voor den Stadhouder achterwege gelaten. Kort daarna werd
gen gratis een zilveren gedenkpenning en zij besloten
in 1772, dat ,,uit aanmerking van den bloeienden staat
van dit genootschap en de veelvuldige moeite, welke de
gewone leden bestuurders van tijt tot tijt zich geeven,
dezelve jaarlijks een vischmaaltje onder hen zullen hou
den”. De secretaris moest voor oesters zorgen. Voegt
men hierbij den omgang met de hooge heeren, de amicale
samenwerking in het genootschap, de onderscheiding,
die zij van zustervereenigingen ondervonden, en den
naam, dien de druk bezochte algemeene vergaderingen
met prijsuitdeelingen hun verschaften, dan kan men de
eenigszins zelfvoldane houding der bestuurders verkla
ren. Het zou onbillijk zijn hun werk slechts van de
zwakke zijde te bezien en allerlei kortzichtigheid en
wanbegrip bij hen te constateeren. Zij hebben met ide
alisme gestreefd naar veredeling der literaire productie
hunner dagen, daarbij literatuur en dichtkunst vereen
zelvigend; zij hebben jonge dichters willen aanmoedigen
met raad en daad. Honderden gedichten hebben zij af
gekeurd in 1773 van de 33 ingezonden prijsdichten
b.v. 27, in 1780 alle 28 antwoorden op gronden, die
waardeering verdienen. Maar bij al die soms vernieti
gende critiek op ingezonden gedichten is, achteraf be
zien, geen daad van onrechtvaardigheid gepleegd. Dit
pleit voor het oordeel des onderscheids bij de bestuur
ders, wier namen (tot 1801) ik ten slotte laat volgen: