HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP 98 l den van van het aantal leden in 1803 - en de krachtige steun van Aantal. Van de honoraire leden hing de bestaans mogelijkheid van het genootschap af. Dit bleek om streeks 1795, toen de omstandigheden velen noopten om te bedanken en het aantal leden slonk tot een totaal van 59, dus ruim een derde van 10 jaar tevoren. Na eenige jaren was de financieele toestand zoo slecht ge worden, dat de penningmeester geld moest voorschieten en de gesalarieerde functionarissen afstand deden van hun toelage. Slechts de toeneming telde men er weer 79 beschermheer Slicher maakten het voortbestaan K. S. G. V. mogelijk. „met de grootste indignatie” gelezen en de inzender direct uitgebannen. Deze zond eenige maanden later een brutalen brief; hij twijfelde of zijn gedicht wel aan het goede adres was gekomen vanwege de schending van het brievengeheim na de zoogenaamde gezegende om wenteling in 1787. De bestuurders sloten dit incident met een gepeperden brief tot afscheid. Soms eischte de bestuurstaak meer beleid dan kracht. Wat moest men b.v. doen met een geschenk, door een kort tevoren „om redenen” geroyeerde dame gezonden? Dit geval deed zich in 1791 voor ten opzichte van Mevr. M. de Wittevan Zuilekom, die aan het genootschap twee boeken ten geschenke gaf. Het eind was, dat zij haar beide boeken vrachtvrij terugkreeg met een beleef den brief. Namen. Onder de honoraire leden, die korter of langer tijd K. S. G. V. gesteund hebben, treft men aan: W. Bilderdijk, C. C. Brender a Brandis, Mr. J. H.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 125