„KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT" 1772-1818 99 die onder leiding van Ds. Canzius onder de Wijngaart, R. Feith, G. C. van Hogendorp, Ds. J. van Iperen, Ds. P. L. van de Kas- teele, H. Kluit, J. Meerman, Ds. R. Schutte, H. Tollius, J. E. Voet en H. van Wijn; verder de dames Klara Feyoena Bar.se van Raesfeldvan Sytzama, P. J. Hen- nert—de Timmerman, Jkvr. J. C. de Lannoy en Jkvr. A. van der Aar de Sterke. Aankweekelingen. Het Haagsche genootschap, hoe wel niet levend in de eeuw van het kind, erkende de waarde van de jeugdige rijmelaars als de mogelijke krachten der toekomst. Geen talent mocht verloren gaan; onder deskundige leiding en aanmoediging konden de beginnelingen zich vormen tot bedreven dichters en waardige leden van een genootschap. Bij de toenmalige opvattingen over woordkunst past het aankweek- systeem volkomen; eer mag het bevreemdend heeten, dat slechts K. S. G. V. deze consequentie van zijn theorie heeft aanvaard en zich veel moeite heeft getroost om aan beginnelingen vertrouwde gidsen te verschaffen bij de bestijging van den zangberg. Een aankweekeling moest eerst eenige bewijzen van zijn aanleg en kunst liefde geleverd hebben, wilde hij in aanmerking komen; eenstemmigheid onder de bestuurders over zijn benoe ming was vereischt. Iedere aankweekeling werkte verder onder de auspiciën van een bestuurder, die zijn ge dichten beoordeelde, bijschaafde en introduceerde bij zijn collega's. De eerste aankweekeling is geweest Reinier van Spaan, jur. stud, te Leiden; hij debuteerde met „de Hemelvaart van Christus” en een vers op het Pinkster feest. Spoedig kreeg hij gezelschap van twee leerlingen, die onder leiding van Ds. van Spaan verder zouden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 126