zijn leidsman van Vondels De smakeloze tong word met geen lust gevoedt, Zij weet van wrang noch zout, van bitterheid noch zoet, in contact te treden met K. S. G. V. volgt de wensch, dat Nieuwland haar aan zal nemen, en de betuiging van hoogachting voor de „uitmuntende gaaven, waar- meede de Hoogste Goedheid UEd. pas ontlooken jeugd gunstig heeft gelieven te beschenken”. Nieuwland antwoordde nederig, dat hij zich deze verkiezing hoopte waardig te maken en „onder s’Hemels zegen, in vervolg van tijd (zijn) zwakke vermogens daarin te oeffenen”. Tevens richtte hij zich met een beleefd briefje tot Ds. van Spaan, die hem blijkbaar kort daarna inlichtingen verzocht over den stand van zijn kennis. De aankweekeling meldde daarop: „Onder de dichtkundige werken, welke ik tot noch toe geleezen hebbe zijn de voornaamste welke ik thans op UEs. be geerte melden zal: Vondels Poezij, den Aartsvader Abraham van A. Hoogvliet, het Nut der Tegenspoeden, Brieven en Mengeldichten van Lucretia W. van Mer ken, de Jaargetijden van N. S. van Winter en David van Hoogstraten Beginsels der Rederijkkunst, alsmede de thans ingevoerde nieuwe Psalmberijming en eenige toneelspelen van Lukas Pater en de taalkunde hebbe ik tot noch toe niet geleezen, maar ben sedert eenigen tijd begonnen met mij in de spraakkunst van A. Moonen en D. van Hoogstraaten Geslachtlijst der zelfstandige naamwoorden van A. Kluit te oeffenen. Dit is het voor naamste, 't welk ik tot nochtoe in de Dichtkunde gelezen hebbe en noch lees”. Als oefengedicht zond Nieuwland aan op den zangberg o.m. in, een nabootsing gedichtje „De Smaak”, dat aldus luidt: „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT" 1772-1818 101

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 129