Wie zich door eedlen drift voelt blaaken
Tot Loflauwrieren, weet’:
Dat niemand Pindus’ top mag naaken
Dan na veel moeite en zweet.
De gunst der kuissche Zanggodinnen,
1) Een opmerkelijk voorbeeld van invloed der puikdichters op
de aankweekelingen vindt men in de „Proeven” II, p. 39, 147 en III,
p. 213. R. v. Spaan had in zijn „Aandacht op Psalm CXI2" achter
eenvolgens 69 regels doen beginnen met „Hij”, terwijl B(roërius)
B(roes) een sonnet geconstrueerd had, waarvan alle regels behalve
de laatste als eerste woord „zolang" vertoonen. Deze kunststukjes
inspireerden blijkbaar den beginneling P. Weiland tot een sonnet,
waarin dertien maal een vraag, die op „de Lijdzaamheid" doelt, met
„Wie" ingeleid wordt.
„KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT" 1772-1818 103
Wanneer aankweekelingen een prijs gekregen hadden,
mochten zij dien op de algemeene vergadering in ont
vangst nemen en ervoor bedanken in versvorm. Maar
ten einde dissonanten te weren liet het bestuur vooraf
generale repetitie houden in een besloten vergadering.
De prijzen bestonden in boekwerken, waaruit de aan-
kweekeling iets kon leeren; zij duiden voor ons tevens
aan, in welke richting de bewondering der genootschap
pen ging. De notulen vermelden de volgende auteurs,
wier werk diende als eereprijs: Dullaart, R. Feith, Bil-
derdijk, D. Smits, Jer. de Decker, Lucretia van Merken
en N. S. van Winter.
Te oordeelen naar de gedichten, waarin de voorzitters
de aankweekelingen bij de prijsuitdeeling toespraken,
zou men wenschen, dat de leerlingen maar niet al te
veel op het levende woord gelet hebben, t) Wat im
mers te zeggen van de volgende poëzie, die Ds. van
Spaan in 1775 voordroeg om den „onverzaadlijk kunst-
graagen en onvermoeid vlijtigen” jongeling Gerrit Paape
te huldigen?