HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP 104 Haar liefde en dienstvaardig Tot onverganglijke eer te winnen Kost leevenslang gevrij. Natuur schenkt dichterlijke gaaven, Het kunstjuweel nochthans Spreidt niet, dan na veel slijpen, schaaven Zijn zuivren flonkerglans. De meeste aankweekelingen bereikten na eenige jaren den rang van buitengewoon lid; sommigen hielden een streepje voor, zooals A. C. Schenk, de latere berijmer van Young’s Nightthoughts, die vrijgesteld werd van geldelijke verplichtingen, totdat hij „tot een beeter be staan geraakt” was. Ongewoon is het toegegaan met het wonderkind P. Nieuwland. Toen deze 10 jaar oud was, zond hij 4 gedichten in en werd aangenomen als aankweeke- i) De Schepping; de Dood van Abel; Abrahams Uittocht uit Ur en Davids Overwinning op Goliath. Nieuwland was destijds in huis bij zijn beschermer en vaderlijken vriend B. de Bosch. Gij dan, o roem der Jongelingen Dien 't prinslijk Delft ons geeft, Wilt gij naar rechte glori dingen, Waardoor men eeuwig leeft: Volg rustig ’t spoor der Letterbraaven Door traagheid nooit vermand, Vaar voort met heldenmoed te draaven Naar ’t heerlijk lauwerland. De staêge drup kan keien weeken; Uw leerlust gloeie altijd, Geen oly moet uw lamp ontbreeken: Kunstliefde spaart geen vlijt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 132