HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP
106
x) Hoe dat toegegaan is, bleek mij niet, daar de notulen van 1784
en 1785 ontbreken.
den binnengeleid en na afloop van datgeene wat tot haar
kunstijver betrekking heeft, op dezelfde wijs tot aan de
deur der vergaderzaal zal worden vergezeld door de
zelfde Commissie, die haar te voorens heeft gecondui-
seert".
Het schijnt dat tot 1807 dames geen vergadering van
het genootschap wilden bijwonen, zoodat de zanggodin
nen de onverdeelde aandacht der heeren genoten.
Johanna Schrijver heeft geen genoegzame vrijmoedigheid
gevonden om de algemeene vergadering van 13 Juni
1805, die door Schimmelpennincks aanwezigheid werd
opgeluisterd, bij te wonen: de secretaris nam haar boek
onder zijn hoede. Hetzelfde gebeurde in 1806, 1807 en
1808. In 1809 werd zij benoemd tot buitengewoon lid
en reciteerde op de algemeene vergadering een dank
gedicht.
Niet aangekweekt, maar aangemoedigd werd een
arbeider Jacob van Dijk te Vlaardingen (later te Nieu-
werkerk a. d. Ysel), die in 1783 vanwege zijn dicht
vermogen, dat ,,zoo zeldzaam is in een man” van „zijnen
rang en omstandigheden” als het „wonder onzer dagen”
en als „een tweede Poot” benoemd werd tot buitenge
woon lid zonder geldelijke verplichtingen. Tweemaal
verdiende deze man een zilveren penning door bij een
prijsvraag van het genootschap mee te dingen. Toen zijn
prijsdicht „De Verheerlijking van Christus op den berg”
als tweede bekroond was J. H. van der Palm ver
diende daarmee de gouden medaille mocht Van Dijk
zijn penning op de algemeene vergadering van 1784 zelf
in ontvangst nemen i). De voorzitter Ds. van Spaan
zong hem bij die gelegenheid een sonnet toe, waarin