HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP
110
i) Zelfs zijn zoontje kreeg eenmaal dit geschenk.
het genoot-
men later als
stuk, met toepasselijke voorstelling, was eveneens een
geschenk; de schilder A. Schouman kreeg gratis het
honoraire lidmaatschap.
De giften in geld werden deels voor het meubilair
besteed: een mahonie-houten boekenkast, een „moderne
kagchel a la Franklin met al haar toebehooren” of voor
wandversiering: de portretten van Gellert, Gessner,
Lavater en Klopstock. Met het onderhoud van dit alles
werd de concierge van het Mauritshuis, Juffr. Bultjes,
belast, die na de algemeene vergadering een kleine som
gelds en 12 (later 18) flesschen wijn als „buitengewoon
douceur” ontving. Zij mocht zonder machtiging niemand
in de Kunstkamer toelaten.
Personeel. De eigenlijke bediende van
schap heette „knecht”; dezen titel voelde
te gering voor het factotum van een eerbiedwaardig ge
nootschap; vandaar: „bode”. Hij kreeg 25..per jaar
(later 50.of 60.— een dukaat voor Nieuwjaar
en Kermis en 3.(later 7.met 6 flesschen wijn
als fooi na de algemeene vergadering. Soms kwam hier
nog een dukaat bij voor buitengewonen ijver bij het
innen der contributies; hoe ondankbaar dit werk was,
blijkt uit zijn ervaring bij Bilderdijk.
Gedachtig aan het voorschrift betreffende den dor-
schenden os begiftigden de bestuurders den bode jaar
lijks ook nog met een exemplaar van den genootschaps-
bundel op „ordinair papier”1). En aller belang en
ijdelheid werden gediend door het besluit dat de bode
in zijn ambtsvervulling een zilveren ketting met plaat
moest dragen, bestempeld met het „cachet” van het
genootschap. Tot zijn werk behoorde o.m. het rond-