HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP 112 gemaakt worden, zeer oude hand- zuilen gevestigd” scheen; zonder geel metaal kon het genootschap het leven boven zijn geestelijken stand niet volhouden. Tusschen 1795 en 1804 is het genootschap wel vijf maal van domicilie veranderd; de geschiedenis dezer verhuizingen demonstreert de verarming onder de eer tijds gegoede kringen. Een notaris, bij wien K. S. G. V. een kamer gehuurd had voor 100.verlaat plotseling zijn huis en bekommert zich niet om de onbeheerd ach tergebleven „Kunstkamer”. Het bestuur biedt daarna 100.voor een kamer, die 150.— moest opbrengen: het kan niet meer betalen. Men bezichtigt bovenkamers en lokalen in herbergen; een verhuurder begint te ver bouwen en haalt alles overhoop, terwijl het genootschap nog recht op de kamer had. Eindelijk, in 1804, verga deren de dichters in zoo’n armoedig milieu, dat zij be sluiten voor 36.'de resteerende huur af te koopen, liever dan verder beneden hun stand te wonen: men zal een „luisterrijker” lokaal zoeken. Dit wordt gevonden en betrokken; het blijkt toch te duur, dus weer ver huizen. Zoo is het voortgegaan tot omstreeks 1805, toen het aantal leden en daarmee de geldmiddelen aan den vroegeren bloei herinnerden. Bibliotheek. Het boekenbezit groeide snel aan door schenkingen en aankoopen. De bibliotheek is in 1855 geveild; de desbetreffende catalogus vermeldde 744 nummers. Het kan niet precies meer uitgemaakt worden, welke werken zich vóór 1800 in de verzameling be vonden, daar de notulen niet steeds de aanwinsten ge detailleerd noemen. Zoo kocht het bestuur in 1781 voor 70.-— een verzameling van 170 „rederijkkundige werk jes", waarvoor een speciaal kastje zou En wat wordt er bedoeld met „eenige

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 141