de Gedichten over vorige hoofdstuk is Ds. v. Spaan heeft ook een vertoog voorgelezen over aa-ae-spelling. 2) Deze term is niet te kras, wanneer men b.v. in aanmerking neemt, dat Thomas Kaas tegelijk twaalf lijkdichten op zijn overleden vader inzond. In het onderstaande zal ik deze groepeering toepassen om te eindigen met de bespreking van de betrekkingen, die K, S. G. V. met andere genootschappen onderhield. willekeurige onderwerpen. In het er reeds op gewezen, dat een aantal leden, krachtens hun lidmaatschap, verplicht was om gedichten in te zenden bij de bestuurders. De andere leden en ook buitenstaanders mochten dit doen, wanneer zij hun werk aan het oordeel van deskundigen wilden onderwerpen. Het reglement bepaalde, dat de verzen niets ergerlijks of aanstootelijks mochten bevatten. De kleinste geoorloofde maat voor de verplichte poëzie was een klinkdicht, doch slechts eenmaal per jaar mocht men op zoo poovere wijze aan zijn verplichting voldoen. Latijnsche verzen werden niet geaccepteerd; dat zou strijden met den geest van het genootschap. De bestuurders eischten geen bepaalde spelling; toch gaf men zich van deze quaestie wel rekenschap, zooals blijkt uit een voordracht van Ds. van Spaan over het recht gebruik van d, t, en dt. De leden kregen tevens een afschrift van dit betoog, waarmee o.a. de latere secretaris Sobels zijn voordeel had kunnen doen. In 1802 behandelde de voorzitter Mr. Th. van Limburg, voor wiens rijmtechniek geen onderwerp veilig was, dezelfde quaestie in dichtmaat i). „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772-1818 117 Beoordeeling. Voor de beoordeeling van de verzen- fabricage2) werd een commissie aangewezen, bestaande

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 146