HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP 124 Beschaving van lijk nauwkeurige verzorging van rijm; stereotiepe zinswendingen geregeld voor. den vorm. De vorm eischte een pijn woordgebruik, maat en en rijmwoorden komen De gewoonte van het „beschaven” werkte deze eentonigheid in de hand; zij mag karakteristiek heeten voor het werk der genootschappen, al treft men ook buiten hun kring dit cliché-gebruik bij alle dichters aan. gemaakt door den Rotterdamschen wijnhandelar A. H. Hage- doorn, die hier dus recht van spreken en dichten had en zijn vak literatuur verrijkte. Enkele andere titels. Onder de titels van wijsgeerige en zedekundige gedichten treft men aan: De gelukkige kindsheid of aandacht op een zuigeling; Aan een var ken; Aan een grijsaard een jonge schoonheid begluu- rende; Twist tusschen de maag en het hart; Aan de Dronkenschap T); Aan mijn Doodkist; Op de begraaf- fenis van een onrustig en knorrig wijf; Het stervend kindje aan zijne geloovige ouders; Nachtbespiegelingen aan het eenzaam zeestrand; Een pier en een rijke vrek (een fabel); De Herschepping eener Rups. Aan Bijbelsche verzen hebben de bestuurders hun hart kunnen ophalen; zij vormden met de zededichten een belangrijke rubriek in de Proeven van Poëtische Mengelstoffen. Tot de onderwerpen behooren: Abels klagt; De wanhoop van Judas; Henochs laatste woorden bij zijn hemelvaart; Adams verrukking op het zien van Eva; Noach treedende uit de Arke; Dichtlievende be schouwing over de Engelen des Lichts; Dank- en Liefdezucht aan Goël; Het staerend Geloofsoog; Proeve van eerste gewaarwordingen van de ziel in den staat der afgescheidenheid.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 153