ondragelijk juk op den een vaars zoo voor de aan te bieden en weder te leveren, waarin woor- schilderijen naauwkeurig gewikt zijn, of alles dichtkunst, of het wegens Polemiek met Le Francq van Berkhey. Uitgaande van deze gedachte polemiseerden de bestuurders van K. S. G, V. met Le Francq van Berkhey over diens ge dicht: „De Ondankbaarheid”, Zij hadden daarin goede dingen aangetroffen, soms was het „wat zwellende”. Maar over 't algemeen misten zij erin „de noodige be schaafdheid, zoo wegens de taal als de poëzij”; wie dat alles moest beschaven kreeg een hals. „Het is iets anders om vuist te beslaan en ongepolijst iets anders, een dichtstuk over den en strookt met taal en dichtkunst, of het wegens eene vol ledige beschaafdheid geschikt is om uit een genootschap te koomen, waarop de gansche Nederlandsche poëtische wereld als met valkenoogen kijkt”. De dichter verzette zich later tegen deze terechtwijzing, zoodat hij zijn vers terugkreeg met een vriendschappelijken raad. Voor alle zekerheid hadden de bestuurders een notarieel afschrift van het gedicht doen vervaardigen; zij wilden gedekt zijn tegenover een lastig heerschap, dat in 1786 als lid geschrapt is, omdat verscheidene honoraire leden de boycot hadden aangekondigd x). In de 18e eeuw veronderstelde men zelden het voor komen van het begenadigde oogenblik, waarin een ge dicht in zijn eenig mogelijken vorm zich onweerstaan baar openbaart; de corrigeerende bezinning moest op den furor poëticus volgen. „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT" 1772—1818 125 2) In 1783 waren de heeren reeds ontstemd over Le Fr. v. B.’s suspensie (gedurende 6 weken) als lector aan de Leidsche Univer- siteit; zoolang de schorsing duurde, zou men den schuldige niet uit- noodigen voor de algem. vergadering.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 154