HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP
140
uitgenoodigd; zij konden zich alvast prepareeren op
dichterlijke tegenzangen, die hun dankbaarheid waardig
vertolkten.
1773 Voorstel tot reorganisatie van K.S.G.V. In
1773 had Ds. I. van Nuyssenburg uit Geertruidenberg
voorstellen ingediend over de organisatie van het ge
nootschap. Blijkbaar hadden deze de strekking om
K. S. G. V. te doen gelijken op de Leidsche Maat
schappij der Nederl. Letterkunde. De praeses wees de
bedoelde reglementswijzigingen van de hand; de stich
ters hadden een dichtlievend, geen taalkundig genoot
schap beoogd, zoodat de uitgave van een grammatica,
syntaxis en prosodie niet op zijn weg lag
Overzicht van de A. V. 17731804. Op den dag
vóór de algemeene vergadering regelde het bestuur den
geheelen gang van zaken, liet de voordragers proef-
stoomen en wees de plaatsen aan het diner toe. Een
commissie van ontvangst kreeg de taak om de bescherm-
heeren binnen te leiden. En dan kwam de groote dag
voor den Haagschen Parnas. Twaalfmaal achter elkaar
viel aan Ds. van Spaan de eer ten deel van het pre
sidium; slechts eenmaal schijnt het tot eenig debat ge
komen te zijn, overigens stond het verloop der vergade
ring van tevoren vast.
Toch hebben de bestuurders in 1775 bepaald, dat de leden,
die geen gedicht konden samenstellen, een taalkundige verhandeling
mochten inzenden. Dat dit gebeurd is, vermelden de notulen niet.
Nog in 1809 weerde men zooveel mogelijk voordrachten in proza
„als zijnde dit genootschap van zijn eerste oprichtinge af een enkelde
Poëtische Maatschappij geweest". In 1815 probeerde men den ijver
der leden aan te wakkeren door proza-verhandelingen over een poë
tisch onderwerp toe te laten.