1788 De algemeene vergadering had weinig belang
stelling: 25 aanwezigen. Het diner bleef achterwege.
De rede van Mr. van Limburg muntte uit door ver
siering met engelenzangen, koorzangen, tegenzangen e.d.
1786 Daar Ds. van Spaan voor herstel van gezond
heid uitstedig was, hanteerde Mr. Th. van Limburg den
voorzittershamer en de lier. Hij toonde zich in zooverre
geestverwant van zijn voorganger, dat hij dezelfde ter
men in hetzelfde verband gebruikte; alleen, waar de eer
waardige Haagsche „Guldemond” nog wel eens rijm ver
meed om reliëf aan zijn poëzie te verleenen, daar bezong
Mr. van Limburg alles, wat hem in den weg kwam; een
origineelen trek voegde hij toe door zeer veel beelden
te ontleenen aan de plantenwereld: omstreeks 1800 leed
deze dichter aan een bloemen-pluk-obsessie.
Maar ook deze machtige had zich aanvankelijk be
schroomd gevoeld: hij „grijpt vol vrees en overtuiging
van onmagt met beevende hand naar de geheiligde
speelstift” om een lierzang „Washington” voor te dra
gen. Daarna gaf hij aan de overwinnaars in het „heilig
renperk” hun penningen en schoof vervolgens de zwarte
treurgordijnen open ten einde de dooden te herdenken.
De aandoening overmeesterde hem blijkbaar, toen hij
den poëet Broeckhoff en diens zachtvloeiende dichtader
herdacht, den dichter, die „schoon reeds bejaard”, ge
storven was. Het slot stond in majeur: Lierzang op de
zege bij Doggersbank.
„KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772-1818 147
1789 De vergadering stond onder leiding van Ds.
D. A. Reguleth; zijn toespraak in proza onderscheidde
zich door soberheid en beperking. De grootste over
drijving was, dat hij Mr. van Limburg den „Naso onzer
dagen” noemde. Van den overleden Delfshavenschen