HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP
148
schoolmeester K. van
leth, dat hij ,,de hoogstaangelegene
nige bemoyingen, de opkweeking
geslacht met de beoeffening van
wetenschappen, de voortreffelijke dichtkunst in zig ge
lukkig vereenigde”.
der Palm verklaarde Ds. Regu-
van alle onderzon
van het ontluikende
de schoonste aller
1792 Mr. van Limburg hield een rede van 353 vers
regels, een monument van berijmd proza x). Slechts één
grijsaard stond op de doodenlijst, de anderen plukten
nog den levensbloesem.
1791 Het proza van Ds. Reguleth kreeg Van-Spaan-
sche kenmerken: overdreven nederigheid en vleierij.
Hij zou, schoon met bevende vingeren, enkele zwakke
tonen uit zijn harp strijken en las voor ,,de Zegepraal
der Waarheid”.
Twee overdekkende cherubs zijn aan de maatschappij
ontvallen, nl. de maecenaten Van Bleiswijk en Fagel.
De laatste had verleden jaar op treffende wijze zijn ge
voel voor dichtkunst getoond door met betraande oogen
te luisteren naar sprekers gedicht: „Gods goedheid in
den verzoeningsweg”.
Daarna verwelkomde de voorzitter de nieuwe mede
arbeiders „aan den Tempelbouw”.
De gouden prijswinnaar was afwezig, zoodat de don
derende krijgstoon van zijn zegelied de zaal niet kon
doen dreunen; in plaats daarvan ontlokte de zilveren
dichter Scharp schelle tonen aan zijn krijgstrompet.
1) In 1811 nog in de schaduw gesteld door een dichterlijke rede,
530 regels groot. Spr. hoopte toen aan de overzijde van het graf
een krans te ontvangen
„die in 's Verlossers bloed genet
Ons de Engel op den Schedel zet”.