HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP 150 „Alleen de Serafijn kan rijker toon doen hooren: „De hemel wordt alleen door hooger zang verrukt, „Waar Dekker engel is en voor het oog der Chooren „Zijn Held hem de Eerkroon zelf op 't glanzend voorhoofd drukt! Laat ons daarom De Decker navolgen en Golgotha voor onzen Helicon kiezen; hij is ook zwakker begonnen. 1794 In verband met de ernstige tijdsomstandig heden besloot het bestuur om met het verzenden van de convocaties voor de algem. vergadering een week langer te wachten dan anders. Bij meerderheid van stemmen werd daarna besloten om de vergadering te laten door gaan; evenwel, de aangewezen voorzitter, Ds. Reguleth, excuseerde zich en verzette zich ook later schriftelijk tegen het plan: de vijanden naderden en het stadhou derlijke hof had een goed voorbeeld gegeven door den verjaardag der prinses niet te vieren. Ten slotte wilde niemand presideeren; na uitvoerige „beredekaaveling”, deels in tegenwoordigheid van den kastelein, besloten de bestuurders ter wille van de vriendschap en eens gezindheid de vergadering af te lasten. Zoodoende moest de bekroonde dichter Ds. van Epen zijn medaille in een bestuursvergadering komen halen. 1797—1803 K.S.G.V. in nood. Weinig konden de heeren toen vermoeden, dat hun genootschap den rand van den afgrond snel naderde. In 1797 hielden zij de vijf en twintigste jaarvergadering, waarin Mr. van Limburg tot aller „ongemeene stichtinge” een gedachtenisrede op rijm voordroeg. Vervolgens hoorden zij met „innig genoegen en ongemeene stichtinge” een gedicht aan van den eenigen nog in leven zijnde der oprichters, J. van Hoogstraten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 180