was. half be- „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT" 1772-1818 151 Kort daarna, op 8 April, crisis-vergadering, opge luisterd door de aanwezigheid van den beschermheer Mr. J. Slicher. De voorzitter deelde mede, dat het ge nootschap „niet weinig van den eersten luister miste”, nadat het tot „een onbeschrijflijken trap van aanzien gestegen” was. Tot aller „ontzettende verwondering” bestond het nog na vele gevoelige schokken. De „cadu- siteit der kasse” liet niet toe een prijsvraag uit te schrij ven. Spreker eindigde met een zegenbede voor Mr. Slicher, die met een kort, hartelijk speechje antwoordde. De financieele nood werd steeds beklemmender; ge volgen: salarisverlaging, leening van 300.a 4 geen dichtbundel noch prijsvraag noch algemeene ver gadering, verscherpte inning der achterstallige contri butie met de bijbehoorende royeeringen. Maar wat men ook deed, in 1799 dreigde er een tekort; K. S. G. V. telde toen nog slechts 59 leden. Het aantal vergade ringen slonk tot vier per jaar, gedichten kwamen bijna niet meer binnen en de eeuwzang, dien Mr. van Lim burg in 1801 voordroeg, wees op de mogelijkheid, dat bij ’t jongste bazuingeschal de 18e eeuw zich tegenover haar zusteren op K. S. G. V. zou beroemen als haar telg, die met haar verdwenen was. De oude bestuurder-oprichter Van Hoogstraten hield echter op energieke wijze zijn geesteskind in leven. Op 14 Febr. 1801 viel de beslissing over het al of niet voort bestaan van het genootschap. De voorzitter Van Hoog straten herinnerde er aan, dat de andere genootschap pen zich verbroederden en den ondergang van K. S. G. V. verlangden. Dit boosaardige genoegen zouden zij niet smaken, als allen de tanden op elkaar zetten. En zoo gebeurde het, dat toen Van Hoogstraten een jaar later overleed, hij wist, hoe de trouw gebleven manning het bijna gezonken schip had opgekalefaterd

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 181