„KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT" 1772-1818 155 Moeilijkheden met drukkers en boekhandelaars. Niet alleen de inhoud, ook de druk veroorzaakte aan het bestuur, dat door een commissie geholpen werd, veel hoofdbrekens. Aanvankelijk werd het genootschap uit stekend bediend door den drukker C. van Hoogeveen; deze kreeg in 1780 zelfs een zilveren penning. x) Maar in 1782 deed hij, waarschijnlijk door geldverlegenheid genoodzaakt, zijn rechten voor ruim 8000.-— over aan D. Vijgh, die samenwerkte met P. v. d. Eyk. Enkele jaren later besloot het bestuur, dat de naam van C. van Hoogeveen niet meer zou voorkomen in den bundel van 1787, daar hij zich te Koudekerk in ver zekerde bewaring bevond; in 1791 is hij „om redenen” geroyeerd als lid van verdienste. Van de connectie met D. Vijgh heeft K. S. G. V. weinig plezier beleefd; ten slotte moest de justitie er aan te pas komen. De moeilijkheden begonnen in 1788, toen in Amsterdam het „Poëtisch Mengelwerk” van R. Feith uitkwam, waarin twee aan K. S. G. V. toebehoorende gedichten, nl. „De Opstanding” en „Het Laatste Oor deel”, opgenomen waren. Vijgh achtte zijn rechten aan getast en trachtte die door middel van het bestuur van K. S. G. V. te handhaven. De rechtsvervolging van den Amsterdamschen boekhandelaar Elwe had echter geen succes; R. Feith bedankte daarenboven als honorair lid. Van langer adem was het conflict, dat in 1789 ont stond tusschen het bestuur en het tweetal uitgevers; de onderbreking van de reeks „Proeven” getuigt van dezen strijd. Wat er precies gebeurd is, blijkt niet uit de notulen: de boekhandelaars reageerden op geen enkelen brief, x) In 1778 kwam Le Francq van Berkhey ter vergadering van de bestuurders om over den drukker, tegen wien hij een proces voerde, een boekje open te doen; spoedig was hij afgescheept.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 186