HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP 156 totdat zij met gerechtelijke vervolging bedreigd werden. Kort daarna verzuimden zij aan den drukker Van Kar- nebeek papier te leveren, zoodat het verschijnen van de „Proeven” vertraagd werd. Gevolg: scherpe brieven met dreigementen, die geen succes hadden, Mr. van Limburg werd toen gemachtigd den advocaat Bolland te raad plegen: de „insolente behandelingen” moesten eindigen of men zou het contract verbroken verklaren. Dit laatste gebeurde door bemiddeling van een notaris; deze rap porteerde, dat de boekhandelaar, na den brief gelezen te hebben, laconiek had verklaard: „Ik heb het gehoord en gezien”. Door deze strubbelingen kwam de uitgave van den genootschapsbundel in handen van de Haagsche firma Thierry en Mensing, die haar voortzette onder den titel „Dichtstukken en Bekroonde Keurstoffen” x). Bijdragen van bekende dichters. Wat den inhoud der dichtbundels aangaat, zij hier slechts nog een tweetal opmerkingen gemaakt. Tusschen deze bloemlezingen en die van andere ge nootschappen bestaat weinig verschil; slechts de bij dragen van mannen als Bellamy, Bilderdijk, Feith en Staring hebben de aandacht getrokken van anderen dan tijdgenooten. Dat er ook naar 18e-eeuwsche opvattingen veel kaf onder het koren school, blijkt uit een opmerking van Lucretia Wilh. van Merken: „Wij hebben van de week gelachen om 't vierde deel van ’t Haagsche Ge- noodschap, opgedragen aan drie baronessen, waarvan Juffrouw de Lannoy eene is en dan aan een weledel geboren vrouw. Met al die statie is ’t sober”. x) Ook het laatste (13e) deel der „Proeven” verscheen in 1796 bij deze firma.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 187