De verhouding tot andere genootschappen was tot omstreeks 1800 vriendschappelijk wat betreft Leiden en Rotterdam; met het genootschapsleven in Amsterdam en Utrecht heeft K. S. G. V. zich weinig ingelaten. Dit laatste is waarschijnlijk veroorzaakt door organisatori sche en politieke factoren. J) In 1777 teekende de bibliothecaris namens het bestuur in op „Die Roemischen und Hollaendischen Dichter in ihren Meister- stücken". Schiller wordt voor 't eerst genoemd in de notulen van 1807, toen Mr. P. R. Feith twee zijner gedichten vertaald had. Om eenzelfde reden komt Lessings naam in 1810 voor de eerste maal in de notulen voor. In datzelfde jaar leverde Mr. van Limburg een vrije vertaling van Schillers „Die Götter Griechenlands”. Invloed van buitenlandsche literatuur. In de tweede plaats: uit de bundels blijkt het streven naar oorspron kelijke poëzie, zooals het bestuur dat wenschte. Slechts ongeveer 30 gedichten zijn gekenschetst als vertalingen of bewerkingen, nl. 5 uit het Latijn, 6 uit het Duitsch, 14 uit het Fransch en 7 uit het Engelsch. De indirecte invloed van de buitenlandsche dichters, speciaal de Duit- sche en Engelsche, blijkt uit talrijke gedichten, die door keuze en behandeling der stof duidelijke reminiscenties aan b.v. Klopstock, Gessner en Young vertoonen. Vaak gaven de motto’s der ingezonden prijsverzen een aan wijzing voor een zekere belezenheid in niet-Nederland- sche literatuur, b.v. in het werk van Rousseau en Young. In dit opzicht kunnen dus de officieele dichtbundels niet dienen als zuivere maatstaf voor wat er in den kring van K. S. G. V. omging i). De dichtbundels vestigen tevens onze aandacht op de betrekkingen die K. S. G. V. onderhield met de buiten wereld, speciaal met zustervereenigingen, waaraan zij als geschenk gezonden werden. „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772-1818 157

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 188