HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP
158
K. S. G. V. was een dichtlievend, doch geen taal
kundig genootschap; Amsterdam bezat geen zuiver
dichtgenootschap van eenigen naam. In K. S. G. V. over-
heerschten de Oranjeklanten 1); zelfs de invloed van
Ds. van Spaan was gebroken, toen hij patriottische
neigingen toonde.
Utrecht. Vandaar dat K. S. G. V. nooit eenig officieel
contact met Dulces Ante Omnia Musae” gehad heeft
en Bellamy’s groeiende tegenzin tegen K. S. G. V. niet
alleen van literairen aard kan geweest zijn.
Amsterdam. Van dit gezichtspunt uit wordt het ook
verklaarbaar, dat slechts onbekende Amsterdammers lid
zijn geweest van K. S. G. V., terwijl de toonaangevende
figuren in „Diligentiae Omnia” of „Concordia et Liber-
tate”, dus iemand als Johannes Lublink, geen uitnoodi-
ging ontvingen van het Haagsche gezelschap.
Leiden. Van den aanvang af heeft K. S. G. V. vriend
schappelijke betrekkingen onderhouden met het Leid-
sche genootschap „Kunst Wordt Door Arbeid Ver
kregen”, dat omstreeks 1772 begonnen was met een
psalmberijming. Kort daarna bleek, dat op de ledenlijst
van „Kunst Wordt Door Arbeid Verkregen” geen mel
ding gemaakt was van het lidmaatschap van K. S. G. V.,
welke kwaliteit enkele heeren tevens bezaten. Aanstonds
besloot het Haagsche bestuur om in die gevallen het
lidmaatschap van K.W. D.A. V. in zijn ledenlijst te
verzwijgen.
Het contact met het Leidsche genootschap evenals
i) In 1814 aanvaardde Koning Willem I het beschermheerschap,
dat ook Schimmelpenninck en Koning bodewijk uitgeoefend hebben.
De restauratie van het Oranjehuis is door K. S. G. V. met vreugde
begroet.