x) In 1782 trad deze regeling in werking; slechts één afgevaardigde zond men over en weer. Stud. Sc. Gen. maakte in 1798 een eind aan de verhouding. Het denkbeeld van Pieter Leuter, praeses van Stud. Sc. Gen., om eikaars bestuursleden tot correspondeerende leden te benoemen, vond bij K. S. G. V. geen ingang. „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772—1818 159 dat met de Maatschappij der Nederl. Letterkunde heeft zich overigens beperkt tot uitwisseling van de officieele publicaties. Rotterdam. Nauwere samenwerking ontstond er met de Rotterdamsche Maatschappij „Studium Scientiarum Genetrix”. De leider van dezen kring, Pieter Leuter, werd in 1776 buitengewoon lid van verdienste van K. S. G. V. In 1781 deed men op voorstel van Corn, van der Pot, beschermheer van St. Sc. G. en buitengewoon lid van K. S. G. V., een stap verder door het volgende af te spreken: de genootschappen zouden zonder kosten „over en weer als een ligchaam op de wederzijdsche naamlijsten geplaatst worden” en ter opluistering van de algemeene vergaderingen zouden twee afgevaardigden verschijnen x). Ter bezegeling van het bondgenootschap had in 1781 op de buitenplaats „Kraayenburg” van Corn, van der Pot een gecombineerde bestuursvergade ring plaats, die eindigde met een diner. Toch bleef ook hier de eer een teer punt. In 1786 berichtte de wijnhan- delaar-poëet A. H. Hagedoorn, dat hij zijn verzenbundel wilde opdragen aan de Rotterdamsche en Haagsche ge nootschappen. Het bestuur van K. S. G. V. berichtte hem zeer gevoelig te zijn voor deze attentie, zóó zelfs dat het hem van zijn financieele verplichtingen ontsloeg, maar hij moest de volgorde in de opdracht omkeeren: eerst Den Haag, dan Rotterdam. Overige betrekkingen. Sedert 1781 zijn de bestuurders van K. S. G. V. en de directeuren der Teeken-Academie

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 190