HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP 160 i) De genootschappen, die in 1800 niet hun dank betuigd hadden voor het present-ex. van den bundel, werden geroyeerd. Oneenigheid. Omstreeks 1800 schijnt de vriendschaps verhouding tusschen K. S. G. V. en enkele genootschap pen verbroken te zijn i). De notulen vermelden „nijd”, „belagers” e.d. Onder de ingekomen stukken van het jaar 1798 bevindt zich een brief, door Thomas Kaas als secretaris van Studium Sc. Gen. aan K. S. G. V. ge schreven. Op hooghartige wijze bedankten de Rotter dammers voor eenig contact met het Haagsche genoot schap, dat de beginselen der vrijheid tijdens de „Oranje- slavernij” had trachten te onderdrukken, o.a. door „on wettige remotie van zeer vele verdienstelijke vaderland- sche dichteren, die leden van ons genootschap waren, te ’s-Gravenhage eenmaal per jaar vriendschappelijk samengekomen om te praten en te eten. In 1777 heeft het genootschap deelgenomen in den Oeconomischen Tak, welks classis-vergaderingen verder door den voor zitter werden bijgewoond, en een tamelijk geregelde cor respondentie is er onderhouden met het Utrechtsche genootschap „Volmaakter door den Tijd”, dat in 1789 overging in „Vlijt is de Voedster der Wetenschappen”, alsmede met de Amsterdamsche gezelschappen „Hierna Volmaakter” en „Het Dicht- en Letterlievend Genoot schap”. Voegt men bij het bovenstaande nog het feit, dat de dichter H. J. Roullaud in 1773 aan K. S. G.V. zond de „Redenvoering en Feestzang” ter gelegenheid van het zilveren feest van „Concordia et Libertate”, welk geschenk de Hagenaars beantwoordden met deel I der „Proeven”, dan is de verhouding tusschen K. S. G. V. en andere genootschappen, voor zoover die uit de notulen blijkt, geteekend.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 191