Zoo lang En moet zij t hoofd hier onderhaaien Met haar verdwijnt haar glorie niet, Die blijft door de Eeuwen heen met schitter glansen praaien, een enkle Belg der Dichtkunst hulde biedt 2). 1) In het genootschap bestond overigens wel belangstelling voor de quaestie, zooals blijkt uit enkele verhandelingen (zie boven p. 117) en reeds uit het voorbericht van deel II der „Proeven" (p. V en v.) waar o.m. gezegd wordt: „Wij zien hoe langer hoe meer met leedweezen de groote en wanstaltige ongelijkvormigheid daarvan (sc. de spelling), en blijven met het uitgestrektste verlangen naar herstelling in dit gewigtig gedeelte onzer waarlijk schoone moe- derspraake reikhalzen”, J. H. van der Palm voelde uiteraard nog iets voor den kring, waartoe zijn vader en hijzelf behoord hadden, al was hij ook ge royeerd wegens wanbetaling. 2) Mr. Th. van Limburg bij de inwijding eener nieuwe Kunstkamer in Sept. 1797. na de lage triumf der Pruissische huurlingen”. In den noodtoestand, waarin het genootschap destijds verkeerde, bood de Agent der Nationale Opvoeding J. H. van der Palm zijn hulp aan: hij wilde graag op de hoogte ge houden worden. De voorzitter Mr. van Limburg heeft daarna een onderhoud gehad met den Agent en o.a. meegedeeld, dat K. S.G. V. niets kon doen voor de in voering van een algemeene spelling l), daar het zich volstrekt niet wilde „comprometeeren met andere ge nootschappen, om bijzondere reedenen”. Dus: isolement. In Febr. 1801 luidde de praeses J. van Hoogstraten, de laatst levende der oprichters, de noodklok: andere genootschappen verbroederen zich zonder ons er in te kennen; hieruit blijkt, dat ze den ondergang van K. S. G. V. wenschen. De ondergangsgedachte vervulde al eenige jaren de leiders: „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772—1818 161

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 192