HET HAAGSCHE DICHTGENOOTSCHAP
162
Herstel der betrekkingen 1804. Het genootschap
overleefde echter de crisis. Met voldoening zullen de
bestuurders in 1804 als een erkenning van dit onver
hoopte feit het voorstel van Ds. J. Scharp aangehoord
hebben. Dit honoraire lid van K. S. G. V. noodigde
namens de Directeuren der Bataafsche Maatschappij van
Taal- en Dichtkunde, afd. Rotterdam 1), de Hagenaars
uit om de vriendschappelijke connecties te herstellen en
de voorgevallen onaangenaamheden te vergeten. Dit
voorstel viel in goede aarde 2)zoodat de eerste schrede
werd gezet op den weg naar de samensmelting met deze
federatie van genootschappen, die in 1818 haar beslag
kreeg.
Deze daad is van de zijde der Hagenaars wijze tactiek
geweest; zij zijn als nog tamelijk krachtige organisatie,
die zich met trots een van de oudste en voornaamste
dichtgenootschappen in den lande voelde, vrijwillig tot
de groote combinatie toegetreden.
Opleving in K. S. G. V. na 1804. De notulen van de
jaren 1805—1818 vermelden eenerzijds bloei en toe
nemend aanzien, maar aan den anderen kant ook symp
tomen, die wijzen op de verandering der tijden, waar
tegen de oude geest van K. S. G. V. weinig vermocht.
Bloei en aanzien.
1) d.w.z. het vroegere „Studium Scientiarum Genetrix”. Dit ge
nootschap had zich kort na 1800 met het Leidsche K. W. D. A. V.
en het Amsterdamsche „Wij streeven naar de Volmaaktheid” ver-
eenigd tot de Bataafsche Maatsch. van Taal- en Dichtkunde, later
geheeten: „Hollandsche Maatschappij van Fraaye Kunsten en We
tenschappen”.
2) Op de feestvergaderingen verschenen weer afgevaardigden, die
gratis meedineerden; de redevoeringen, die zij ten beste wilden ge
ven, verlangde het bestuur van tevoren in te zien.