de hand
schreef weer prijs-
men
de algemeene
diner, intro-
1) „Dichtgewijde Mengelingen” en „Nieuwe Dichtgewijde Men
gelingen” (1803—1810); daarna enkele bundels „Dichtoefeningen".
2) ƒ75.per jaar. Sobels stelde zich in 1807 tevreden met
40.—, daar de kas opnieuw „in dringende toestand” verkeerde.
3) In 1811 werd hij lid van verdienste.
4) o.m. P. van Limburg Brouwer.
„KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT” 1772-1818 163
Het aantal leden steeg weer tot boven de honderd,
de hoeveelheid ingeleverde verzen was bevredigend -
enkele jaren omstreeks 150 en liet keuze genoeg voor
de uitgave van ettelijke genootschapsbundels x). Uiter
aard verbeterde de financieele positie, men kon den
secretaris weer een toelage geven 2en
vergaderingen aantrekkelijk maken door een
ductie van dames en muzikale intermezzo’s.
De gewone vergaderingen, eenmaal per maand, wer
den goed bezocht: vaak door 40 leden. Velen droegen
vrijwillig iets bij om het programma uit te breiden; zoo
demonstreerde Ds. R. P. van de Kasteele bij toepasse
lijke gedichten een wespennest, een kameleon en een
salamander „wel geconserveert in liquor”, welke voor
werpen van hand tot hand gingen. Mr. Th. van Limburg
maakte zich verdienstelijk door in een reeks voordrach
ten alle Nederlandsche dichters de revue te laten pas-
seeren. De ramp te Leiden, het bezoek van den grijzen,
„onnavolgbaren” Feith, die met het oog op zijn licha
melijke zwakte verzocht te mogen zwijgen 3), en het
herstel van de Nederlandsche onafhankelijkheid veroor
zaakten veel aandoening, die zich in poëzie uitte.
Men kreeg vertalingen uit het Duitsch, Engelsch,
Fransch, Zweedsch en Friesch te hooren, benoemde en
vertroetelde aankweekelingen 4), speciaal de jeugdige
Stansje Cleve, die waarschijnlijk aan de hand van haar
vader ter vergadering huppelde, men