r) Tot welk gehalte poëzie men in 1816 vervallen was, blijkt b.v. uit den titel van een in dat jaar voorgelezen gedicht: ,,Het St. Nico- laasgeschenk van een vader van een hoogzwangere dochter, na veele teleurstellingen na een mannelijk zaad”. 2) H. Tollens was van beide genootschappen lid van K.S.G.V. lid van verdienste en heeft de fusie bevorderd. Voor de Hage naars hield hij in April 1818 een voordracht over de romance bij onderscheidene volken. en naar de persoonlijke Fusie met de Holl. Mij; van Fraaye Kunsten en Wetenschappen 1818. De opneming van K.S.G.V. in de Hollandsche Maatschappij van Fraaye Kunsten en Wetenschappen verliep zonder moeilijkheden. In Maart 1818 deed de Rotterdamsche afdeeling, de oude vriendin van K. S. G. V., het voorstel 2). Zes weken later besloot de Haagsche kring met eenparige stemmen om het be stuur volledige volmacht te geven ten einde de noodige stappen te doen. Nadat de concept-wetten wederzijds goedgekeurd waren, trad op 7 Sept. 1818 het Haagsche Genootschap toe tot de combinatie. Het behield zijn vroegere inwendige organisatie, maar zou niet langer aparte prijsvragen uitschrijven noch een eigen dicht bundel uitgeven, Eenige weken later verwelkomde de praeses Mr. M. C. van Hall officieel het nieuwe lid der Hollandsche Maatschappij van Fraaye Kunsten en Wetenschappen en formuleerde daarmee het doodsbericht van het laatst „KUNSTLIEFDE SPAART GEEN VLIJT" 1772—1818 167 geestelijke als het stoffelijke, uitbeelding daarvan Iets van den veranderenden koers komt, wat K.S.G.V. betreft, uit in den overgang van plaatselijk dichtgenoot schap naar afdeeling van een algemeene maatschappij van kunsten en wetenschappen: de term „dichtgenoot schap” was een anachronisme geworden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 198