ADRIAEN DE VRIES, „HAGIENSIS BATAVUS”
DOOR
Dr. H. E. VAN GELDER.
zijner groote beeldhouw-
signatuur werd voorzien
(dien hij Fries of Frisius
In de door het Gemeentemuseum uitgegeven Mede-
deelingen van 1937 heb ik een opstel gewijd aan den
beeldhouwer, wiens naam hierboven staat en van wiens
werk thans een staal in het Museum te bewonderen valt.
Sedert vond ik nog eenige gegevens, welke weliswaar
niet zoo bijzonder belangrijk zijn, maar waardoor het
toch gerechtvaardigd wordt om in het Haagsche Jaar
boek eenige bladzijden aan hem te wijden.
Op zichzelf trouwens heeft de Vries er wel recht op,
dat ook in het Haagsche historische jaarboek de aan
dacht nog eens op hem wordt gevestigd, want al was hij
geen Haagsche figuur in dien zin, dat het Haagsche
leven of althans het Haagsche kunstleven, veel aan hem
te danken heeft, al is zijn eenige relatie met onze stad,
dat hij er geboren is, en dat hij er later waarschijnlijk
nog slechts éénmaal is teruggeweest, zijn leven lang moet
hij zich toch aan zijn vaderstad nauw verbonden hebben
gevoeld; zoodra immers een
werken door hem van een
voegde hij achter zijn naam
spelde) de woorden „Hagiensis Batavus". Waarom
anders dan omdat bij hem op zijn omzwervingen in Italië,
in Duitschland, of in Bohemen steeds sterk de herinne-