ADRIAEN DE VRIES, „HAGIENSIS BATAVUS" 18 stier, welke thans eveneens in dit museum aanwezig is. En wanneer men in het groote open park achter het slot Drottningholm in Zweden de reeks van beelden ziet, welke daar staan opgesteld, dan krijgt men eerbied voor den man, die in staat was zóó voortreffelijk een groot- sche opdracht voor de versiering van een park ten uit voer te brengen, zonder daarbij tot ongevoelig maak werk zijn toevlucht te nemen. Stelt men een bronzen figuurtje van Giovanni da Bo logna naast een van Adriaen de Vries, dan ziet men zeker nog grooter fijnheid en een bijna volkomen gratie bij den leermeester, welke de Hollandsche leerling mist. Maar het lijkt wel of ondanks de sterke invloeden der Italiaansche voorbeelden iets van de ruigheid van den zestiende-eeuwschen Hollander, iets van diens nuchter realisme bij de Vries is blijven leven, ondanks zijn verre omzwervingen. Meer nog dan in zijn menschenlichamen komt dat Hollandsche in zijn dieren, zijn paarden en honden bijvoorbeeld uit. Welke zijn dan de Vries’relaties met Den Haag? De door mij samengebrachte gegevens bevestigen niet alleen de Vries’ signatuur, maar ook de indertijd door dr. Bre- dius in een Amsterdamsch notarisprotocol gevonden op gave: dat in Mei 1627 de Haagsche wijnkooper Wouter Hulshout als vertegenwoordiger van de Vries' Haagsche erfgenamen een deel der erfenis in ontvangst neemt. Zij komen hierop neer: Adriaen was de zoon, waar schijnlijk de tweede, van den Haagschen apotheker Pieter Willemszoon de Vries1) wonende in 1561 op de Plaats en kort daarna tot 1584 in de Hoogstraat in de „Oude x) De Pieter Willemszoon de Vries, dien wij in het Hofboek van 1512 als eigenaar van een huis, waarschijnlijk aan het Spui w.z., vermeld vinden is ongetwijfeld zijn vader. Uitgave Pabon blz. 288.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1937 | | pagina 35