III.
VOOR DE HERVORMING
83
DE BEWONING VAN HET ZUIDVEEN IN DE
14DE EEUW
B Om die reden heb ik hier ook eenige gegevens omtrent het
hofland, stammende uit den tijd van vóór de hofboeken, niet ter
sprake gebracht, hoewel zij in alle opzichten mijn voorstelling van
de ligging van het hofland, niet die van Pabon steunen.
2) Pabon, Hofboeken, biz. XVII.
ons gestelde bestek1). Eenige noodzakelijkheid
aan te nemen bestaat er overigens m.i. niet.
om dit
De hofboeken, 4 in getal en dagteekenende uit de jaren
1458, 1466, 1512 en 1561, leveren een duidelijk en gaaf
beeld van de bewoning of bebouwing met huizen van den
Haagschen dorpsgrond met zijn naaste omgeving.
Het blijkt tevens, dat in dat tijdvak van 100 jaren,
waarover de hofboeken ons dienaangaande inlichten, de
grenzen van de bebouwde kom van het vlek vrijwel on
veranderd gebleven zijn. De bewoning mag in die jaren
hier en daar dichter of iets uitgebreider geworden zijn,
tot den aanleg van nieuwe straten is het echter niet
gekomen 2)
Dit beeld van groote standvastigheid in den omvang
van het dorp gedurende het bovengenoemde tijdperk
levert het gevaar op, dat men al te licht geneigd is het
ook min of meer toepasselijk te achten op een vooraf
gaande periode, althans dat men niet voldoende in het
oog houdt het groote verschil, dat er in omvang en be-