AANTEEKENINGEN BETREFFENDE DEN HAAG 88 .er be de erf- 1) In de rekening van 1316 worden Noord- en Zuidveen waar schijnlijk nog samengevat; in 1334 worden zij onderscheiden. Boven dien loopt de rekening van 1316 over achterstallige bedragen. 2) Mijn getallen zijn 100 resp. 173, maar deze kleine verschillen zijn van geen belang. komen. Bepalen wij ons tot de gegevens van het jaar 1334 1dan zijn er 102 erfhuurders in het Zuidveen tegen 174 op de Geest 2). Noch ten oosten van het latere Spui noch ten westen van de (latere oude) ramen kan men in dien tijd eenige merkbare bebouwing met huizen met reden veronderstellen. Blijft over het gebied tusschen het latere Spui en de tegenwoordige Groote Markt, waarbij men ook nog rekenen mag een strook ten zuiden van Achterom en Kettingstraat. Met zekerheid is niet aan te geven, wat men in 1334 tot het veen en wat tot de geest rekende, maar ik heb de grens ruim naar het noorden getrokken in overeenstemming met het beeld van de Geologische Kaart. Nu is voor de vraag naar de bewoning het getal di erfhuren niet of althans niet in de eerste plaats van lang; in veel hoogere mate is dat het bedrag van huur. Men huurde niet alleen grond om er een huisje of „kamer” op te zetten, maar men nam ook grond in huur om hem met gewassen te bebouwen of voor beweiding, voor hooiland. In de hofboeken wordt het verschil tusschen met huizen bezetten grond en voor teelt van gewassen of voor weide bestemd niet geheel uit het oog verloren. Zoo ten minste verklaar ik mij den aanhef of titel van het erfhuurboek van 1512, luidende: Derfhuijerbouck van den hofpennynck die mijnen ge- nadichen heere heeft jaerlix staende upten huysen in Den Hage ende van den erfhuyer staende optie landen gelegen in Haechambacht, enz.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 105