VOOR DE HERVORMING
97
7
1) Pabon, l.c., blz. 228.
2) Het handvest van 1370.
Slaat men op, wat Pabon over bestuur en rechtspraak
van dorp en ambacht in diezelfde bijdrage schrijft, dan
vindt men 1
zij er hier nogmaals op gewezen, dat dit dorp
van der Haghe in dit handvest2) noch in welk ander
handvest ook, geen ander bestuur, geen andere schepen
bank, geen ander gerecht heeft dan het ambacht, dan de
geheele Haghe. Het zijn alleen enkele voorrechten, die
niets met een ander bestuur of ander gerecht te maken
hebben, die de bewoners van het dorp vóór hebben op de
andere bewoners van die Haghe. Meer niet. Dus nóch
verschil in bestuurszaken, nóch verschil in jurisdictie
onderscheidt het dorp van de geheele Haghe. De schepe
nen zijn en blijven schepenen in die Haghe en daarom zijn
ze het natuurlijk in het dorp, evenals ze het in Eiken
duinen of Scheveningen zijn. Het is dus ook onjuist als
men beweert, dat het bestuur van en de rechtspraak over
het ambacht zou overgegaan zijn op het dorp.
Het dorp behoort dus en blijft steeds behooren admini
stratief en juridisch tot het ambacht. Zelfs de voorrechten
aan het dorp verleend gaan in de volgende jaren bij de
reeds genoemde privilegiën van 1377, 1400 en 1407 over
op alle inwoners van die Haghe, zoodat dan feitelijk in
geen enkel opzicht de bewoners van het dorp iets vóór
hebben op die van het ambacht.”
Tot zoover de aanhaling. Mij dunkt, dat hieruit geen
andere gevolgtrekking te maken valt dan dat een ver
banning uit het rechtsgebied van „die Haghe” moeilijk
iets anders beteekenen kan dan verbanning uit Hage en
Hageambacht als één geheel genomen, zooals dan ook
in de acte nopens Arent Simonsz te lezen staat, Hage en