TWEE ZESTIENDE-EEUWSCHE
4
den
waarschijnlijk
cum quibus ea nocte suaviter viximus”, „dank aan ons
goed geluk vonden wij hier den dichter Hilarius en
schilder Cornells, oude vrienden, met wie wij den avond
genoegelijk doorbrachten”.
Deze zin brengt ons in contact met eenige zestiende-
eeuwsche kunstenaars, die om meer dan één reden mijn
belangstelling reeds herhaaldelijk hebben gewekt en met
wie ik mij thans toevallig wat langer heb kunnen bezig
houden. De aanleiding was het feit, dat het hier ook twee
jonge Hagenaars betreft, het hoofdmotief de beteekenis,
welke aan hun kunstenaarschap moet worden gehecht,
waarvan de roem in zekeren zin ook afstraalt op hun
geboortestad.
De belangrijkste van de drie vrienden was ongetwij
feld de reiziger zelf, de toen eenentwintig-jarige Janus
Secundus, dichter en plastisch kunstenaar beide. Ik laat
echter de twee anderen voorafgaan.
Allereerst de poeet Hilarius. Deze was
identiek i) met Hilarius Bertholf en geen Hagenaar, daar
hij in de eerste jaren van de eeuw te Gent geboren was;
hij gaf in 1530 een bundeltje verzen te Keulen uit, dat
bewonderd werd, maar waarvan geen exemplaar schijnt
over te zijn. Erasmus was met hem in correspondentie,
al zal het verhaal over diens bewondering en vriendschap
wel overdreven zijn2). Wel juist moet wezen, dat hij
een leelijke kerel was, doch bijzonder gevat en geestig
in de conversatie. Hij heeft zich geruimen tijd te Lyon
opgehouden en hij is daar zeer bevriend geworden met
Rabelais, met wien hij zelfs een tweetal jaren heeft samen
gewoond 3); en daar was hij ook in relatie gekomen met
x) Ik dank deze aanwijzing aan dr. D. J. H. ter Horst.
2) Er is slechts één brief van Erasmus aan hem bekend, ged.
Basel 16 Mei 1526; de inhoud is van gering belang.
3) Zie over hem „Biographie Nationale de Belgique” op Bertholf.