HAAGSCHE KUNSTENAARS
5
x) Een en ander ontleend aan: Natalis Rondot „Les Peintres de
Lyon", 1888, p. 99 en vlg.
het Fransche Hof. Dat Secundus hem in Mechelen gekend
had en hem dus in Lyon als een ouden vriend kon ont
moeten, is allerminst vreemd.
Veel minder schimmig is echter Cornelis, de schilder.
Men heeft hem, zooals voor de hand lag, reeds vroeger
geïdentificeerd met den portrettist Corneille de Lyon,
dien men in de archieven van de Fransche stad genoemd
vindt als „maistre Corneille le painctre”, „Corneille le
painctre du Roy”, „Corneille le painctre Flamman” of
ook tenslotte als „Corneille de la Haye”, den naam, dien
hij en zijn afstammelingen (er waren tot het einde der
17de eeuw niet minder dan elf schilders onder!) meer
regelmatig zijn gaan voeren.
Het is inderdaad wel zeker, dat Janus Secundus in
dezen schilder een „ouden vriend” terug vond. Dat de
naam „de la Have” op Haagsche geboorte wijst, blijkt
immers uit een acte in het Lyonsche archief1). Daar
bevindt zich namelijk het besluit, waarbij koning Hen
drik II in December 1547 als Franschman naturaliseerde:
„Nostre cher et bien aimé Corneille de la Haye, natif de
La Haye en Hollande”
De reden, dat de Koning den Haagschen kunstenaar
„nostre cher et bien aimé” betitelde, was waardeering
voor zijn kunstenaarsgave; immers den 7en Januari 1540
reeds had Hendrik II toen nog Dauphin hem
benoemd tot „painctre de la maison du seigneur le
Dauphin”.
Op grond van die onderscheidende benoeming had
Cornelis op 3 Dec. 1544 van den Magistraat van Lyon
van den wijnaccijns vrijdom gekregen, een privilegie voor
hen, die tot de hofhouding behoorden. Nog op 13 Maart