GESCHIEDENIS VAN DE HUIZEN
128
saecke tot mijnen huyse was gecomen; Graeff Henrick
Frederick zyn broeder, Graeff Ernst, Graeff Lodewick
van Nassau ende vele andere heeren ende vrienden, met
de Staten Generael, Raedt van State, die van de Reke-
ninghe van Hollandt, die gecommitteerde Raeden van
Hollandt ende Raedt van Brabant, de gecommitteerde
van Graeff Jan van Nassau de Oude ende alle andere
eerlijcke lieden van den Haghe.” Hieruit blijkt wel hoe
ruim het woonhuis geweest moet zijn.
Dat deze man met jonge kinderen geen weduwnaar
kon blijven is wel te begrijpen. In 1602 schrijft hij:
„Bemerckende mijn huyshoudinghe, mijn absentie in
zijns Excelentie’s dienst ende tgetal mijner kinderen hebbe
na mijn bede tot Godt mij geresolveert gevonden een
eerlycke deuchtsame matrone tot mijn tweede huysvrouw
te versoecken. hebbende daerna vercoren Jonckvrouwe
Anna Bruyninck, dochter van den raetsheer Bruyninck,
die mij met haer vrije ende volcomen goet wille by haer
weerde ouders is toegestaen, sijnde inde conditiën ons
houwelyck verdraghen. Dan zoe sij sieck werdde, hoe
wel wij de dach onser bruyloft genoech hadden gearres-
teert ende meest al daertoe gereet gemaeckt is vande
selve sieckte ende eyntelyck in den heere gerust
ende ontslapen den Xlen dach van Februario smorgens
ten VIII uren in 's-Gravenhaghe Anno 1603.”
En dan gaat hij door: „Naede wekken zeer mystroos-
tich zijnde mits de gefailleerde goede altrancie ende de
sware last mijner huyshoudinghe ende d'opvoedinghe
van mijn werde kinderen heb ick te houwelyck versocht
Jouffvr. Maria de Chantraines geseyt de Brucsaut ge
boren van Brussel, die te voren omtrent XIIII maenden
gehadt hadde Sr. Geleyn de Best, een seer gestadich ende
ryck coopman tot Londen in Engelandt. Ende dat wij in
vreuchde met consent van heur lieven vreuende, zusters