138
GESCHIEDENIS VAN DE HUIZEN
B Ook Dr. Schotel geeft dit verhaal, hoewel gewijzigd. Zie p. 237.
De weelde, die hij dan ten toon spreidde, gaf voedsel
aan het gerucht dat Culemborch de rijkste van 't land
was. En inderdaad van Pallant had vorstelijke inkomsten,
zoodat hij zelf in staat was, behalve twee compagniën
voet- en paardevolk in Staten dienst, eene compagnie
in die van den Keurvorst van Brandenburg op eigen
buidel te onderhouden, en toch zóó schitterend was
zijne levenswijze zij waren niet altijd voldoende, om
in zijne behoeften te voorzien, zoodat hij tot het opnemen
van zware sommen en het verpanden der hem door Dene
marken, Frankrijk en Utrecht vereerde gouden koppen
moest besluiten.
Ofschoon geëerd, gevierd, magtig door bezittingen en
maagschap, omringd door al wat goud kan scheppen, in
de gelegenheid om eiken lust te bevredigen, was echter
van Pallant verre van altijd gelukkig te zijn; niet minder
dan zijn vader had hij uit den bitteren beker gedronken!
Menige brief, waarin hij zijn bekommerd hart uitstort,
menig geschrift, met bevende hand ontvouwd en met
tranen besproeid, bleef voor de nakomelingschap be
waard.”
Dat het in het deftige Hof van Culemborg niet altijd
deftig toeging blijkt uit een verhaal dat van Sijpesteyn
geeft in zijn meer aangehaald werk: „Holland in vroegere
tijden” en dat hier gedeeltelijk volgt1). Op p. 8 e.v.
schrijft hij: „In den avond van Zondag 18 October 1633
gaf de Prinses van Oranje, Amalia van Solms, in het
Stadhouderlijk kwartier op het Binnenhof eene receptie,
waarbij de Graaf van Culemborg tegenwoordig was.
Onder hen die iet§ later binnen kwamen bevond zich de
Graaf van Laval, vergezeld door een edelman genaamd
Sir Charles Lister. Deze Laval was een aardig en