GESCHIEDENIS VAN DE HUIZEN
142
Van Pallandt was niet alleen een ontwikkeld man en
door velen bemind, maar hij was ook een godvruchtig
mensch. In Juni 1639 stierf hij te Culemborg.
Schotel beschrijft uitvoerig zijn sterven en zegt o.a. op
p. 246, dat toen de Graaf den Predikant zag, hij zeide, op
zijn borst wijzende, „ik ben wel bereid om te sterven,
maar ik ben zoo benauwd" en eenige oogenblikken daar
na met gebroken stem zeide hij: „Laat ons bidden",
waarna hij met gevouwen handen en ten hemel geslagen
oogen den geest gaf.
Zijn huwelijk was kinderloos en daarom had hij tot
eenigen erfgenaam benoemd-Philips Theodoor, Graaf van
Waldeck Pyrmont, oudsten zoofi van Hendrik Wolrath,
Graaf van Waldeck Pyrmont en Cuylenburg en van zijn
eenige zuster Elizabeth van Pallandt. Hij huwde te Cu
lemborg 25 Augustus 1639 met Maria Magdalena Van
Nassau, dochter van Willem Graaf Van Nassau-Dietz,
Veldmaarschalk der Nederlanden én Gravin van Erbach.
20 September 1639 werden zij plechtig ingehuldigd als
Graaf en Gravin van Culemborg.
Het „Hof van Culemborg” werd ook door hen betrok
ken en met feesten ingewijd, doch ’t was van korten duur,
want 17 September 1645 stierf de Graaf op 33-jarigen
leeftijd. Hij had slechts een zoontje.
22 Augustus 1647 kocht zijn weduwe het huis no. 11,
doch enkele dagen later, 30 Augustus 1647, stierf zij op
25-jarigen leeftijd te Spa.
Door Cornelis van Hogenhouck, als daartoe reeds door
haar op 17 Januari 1647 gemachtigd zijnde, werden op
14 November 1647 de beide huizen samen verkocht.
Evenals het huis no. 11, wordt het groote huis gekocht
door Diederick Pauw, Heer van Carnisse.
12 November 1647 wordt hem consent verleend om
achter zijn huis tegen den muur een overwuifden aschbak